HOE HET VROEGER WAS
Dit is mijn beknopte visie van dominantietheorie
Het was een manier zoals vroeger (jaren 80 en begin jaren 90 op de meeste hondenscholen les werd gegeven.
Trainen volgens de dominantietheorie betekent dat je het gedrag van een hond probeert te beïnvloeden door uit te gaan van een hiërarchisch model waarin de mens als “roedelleider” de dominante positie moet innemen. De hond wordt gezien als een dier dat voortdurend probeert op te klimmen in rang, en ongewenst gedrag wordt geïnterpreteerd als een poging om die hogere positie in te nemen. Training is dan gericht op het “onderdrukken” van deze pogingen en het afdwingen van gehoorzaamheid via fysieke correcties, controle van hulpbronnen (zoals eten en aandacht), en het vermijden van signalen van “zwakte” of toegeeflijkheid van de eigenaar.
Kenmerken van trainen volgens dominantietheorie:
- De hond moet altijd “lager in rang” blijven dan de eigenaar.
- Ongewenst gedrag wordt vaak bestraft of gecorrigeerd (bijv. rukken aan de lijn, fysieke dominantie, negeren).
- De eigenaar moet als “roedelleider” optreden: eerst eten, eerst door de deur, hond niet op de bank laten, enz.
- Gehoorzaamheid wordt afgedwongen, niet opgebouwd via motivatie of samenwerking.
- Veelgebruikte methodes zijn het “alfa-rollen” (hond op de rug dwingen), of het gebruik van intimidatie om “respect” af te dwingen.
Belangrijke kanttekeningen:
De dominantietheorie is verouderd en wetenschappelijk achterhaald. Onderzoek heeft aangetoond dat honden geen rangorde met mensen vormen zoals wolven dat met soortgenoten kunnen doen in specifieke omstandigheden. Veel probleemgedrag komt voort uit angst, frustratie (= emoties) of een gebrek aan duidelijkheid (= gebrek aan opvoeding of inconsequente begeleiding) en NIET uit een verlangen om te domineren. Het toepassen van dominantiegerichte training kan leiden tot meer stress, angst, en agressie bij honden.