De stressemmer ...

(nog in bewerking) 

 

Honden hebben uiteraard geen emmer in zich.   Maar om een duidelijk beeld te scheppen is het makkelijk om dat hele stressgebeuren als een denkbeeldige emmer voor te stellen.    Iedere hond heeft een ander formaat van emmer.    Stabiele, rustige honden hebben een grote stressemmer.  Werkhonden, die gefokt zijn om snel in actie te komen (bijv Bordercollie) hebben een kleine stressemmer.    Hoe kleiner de stressemmer, hoe sneller deze over kan lopen.  

Zowel positieve als negatieve stress kunnen de emmer vullen.  

Even een voorbeeld :

Stel je voor dat je ’s ochtends met je hond loopt en er passeert een vrachtwagen die hij eng vindt (negatieve stress). Vervolgens rent je hond tien minuten achter een balletje aan (positieve stress vult ook de stressemmer). Daarna schrikt hij van een harde knal en thuis aangekomen gaat de deurbel (afhankelijk van de situatie en associatie van de hond kan dit positieve of negatieve stress veroorzaken). Misschien zou je hond alleen vanwege de deurbel niet overstrest raken, maar door alles wat hij ervoor heeft meegemaakt, is zijn stressemmer al langzamerhand volgeraakt. De deurbel zorgt voor de laatste druppel die de emmer doet overlopen.

De gebeurtenissen in het voorbeeld zijn wellicht snel achter elkaar gebeurd. Het kan ook zijn dat de gebeurtenissen over langere tijd verspreid zijn. Veel honden hebben bijvoorbeeld ’s avonds de “dolle vijf minuten”, omdat dan de opgebouwde stress van de hele dag “eruit komt”. Het is bekend dat bij honden de hoeveelheid cortisol in het lichaam langzaam daalt. Het kan zijn dat het niveau pas na 5 tot 8 uur weer is gedaald tot de beginwaarde. Hoewel cortisol niet het enige stresshormoon is, kunnen we wel zeggen dat de stressemmer bij honden langzaam leger wordt. Volgen er op de dag meer stressvolle situaties, dan gaat er minder stress de emmer uit dan erbij komt.  

Hoe kun je die stressemmer helpen leegmaken ?

1. Laat je hond voldoende slapen en rusten.

2. Geef je hond een plek waar hij zich veilig voelt en niet telkens afgeleid wordt.

3. Wandel voldoende, maar niet te veel.

4. Laat je hond tijdens het wandelen veel snuffelen.

5. Laat je hond – als het mogelijk en veilig is – zelf eens de richting bepalen tijdens de wandeling. Dit geeft hem een gevoel van controle (én dat is prima!).

6. Geef je hond twee keer daags een hersenwerkje of knuffelspel.

7. Zorg voor regelmaat.  Zorg voor een vaste indeling van de dag en vaste wandelroutes.

8. Vermijd actieve en explosieve activiteiten, zoals vaak achter elkaar een balletje apporteren of behendigheid.

9. vermijd verveling !

10.  Laat je hond niet te lang alleen !

 11. houd een dagboek bij van alle activiteiten en noteer of dit een positieve of negatieve ervaring was.   Bepaald van elke activiteit wat het stressniveau was.  

12. Het laatste maar het meest belangrijke misschien ... werk aan die zaken waar je hond stress van ondervind.